Ontwikkeling fijne motoriek bij een schoolkind
Fijne motoriek betekent hoe een kind kleine bewegingen maakt. Hoe ontwikkelt de fijne motoriek zich bij een kind? En hoe help je je kind om kleine bewegingen beter te maken?

Wat is fijne motoriek?
Fijne motoriek gaat over kleine bewegingen, bijvoorbeeld van handen en vingers. Je kind oefent dit door te knutselen, met bestek eten, veters strikken, een instrument bespelen, tekenen en schrijven.
Op de basisschool worden de fijne bewegingen van je kind steeds beter. Ook thuis kun je oefenen om de fijne motoriek beter te maken.
Hoe leert een kind zich aankleden?
Een kleuter kan zich vaak al goed aankleden. Je kind maakt knopen los en vast, maar doet soms nog een verkeerde knoop in het knoopsgat.
In groep 2 kunnen kleuters veters leren strikken. Vaak leert een kind het pas later, omdat veel kinderschoenen geen veters hebben, maar klittenband. Later op de basisschool wordt je kind steeds handiger.
Hoe leert een kind tekenen?
Kleuters gaan nadenken over wat ze willen tekenen. Krabbels en rondjes worden nu herkenbare figuren. Dat ontwikkelt zich op de basisschool steeds meer:
- Meestal tekent je kind eerst een mens met een groot hoofd. Dit heet een kopvoeter: een hoofd met ogen en daaronder twee strepen voor de benen;
- Wat later tekent je kind ook armen. Vaak aan een buik, soms opzij van het hoofd. Je kind tekent nu ook een mond en een neus. Later volgen de haren en oren;
- Je kind begint ook andere dingen te tekenen, zoals bomen en huizen;
- Je kind gaat moeilijkere figuren natekenen zoals een vierkant, een kruis en later een driehoek;
- Later op de basisschool gaat je kind steeds kleinere details tekenen. Zoals wenkbrauwen, een schoorsteen of een deurbel.
Hoe leert een kind knippen?
Een kind van 4 kan meestal al een beetje knippen. Je kleuter gaat precies knippen, bijvoorbeeld langs een lijn. Ook leert je kind makkelijke vormen knippen, zoals een rondje.
Later op de basisschool kan je kind steeds preciezer knippen.
Hoe leert een kind schrijven?
Rond 5 of 6 jaar houdt je kind het potlood of de pen goed vast, tussen duim en wijsvinger. Op die leeftijd beginnen kinderen ook letters te tekenen. En soms de eigen voornaam en andere woorden te schrijven. De letters zijn dan nog erg groot en vaak omgedraaid.
Vanaf groep drie leert je kind schrijven. Je ziet dan dat het steeds beter gaat. Met verschillende soorten letters, steeds kleinere letters en op een lijn.
Hoe help je je kind de kleine bewegingen te oefenen?
Je kunt je kind wat ‘handiger’ maken door met hem of haar te spelen. Dit zijn spelletjes en activiteiten om de fijne motoriek te oefenen:
- kleuren, tekenen, schrijven, verven met kwast, vingerverven;
- knippen, plakken, prikken, stempelen, vouwen, scheuren of vlechten;
- spelen met klei of gips, zand en water;
- timmeren, schroeven, figuurzagen;
- spelen met bouwsteentjes, blokken, Lego, K'nex, Playmobil, Meccano of Fischerbouw;
- spelen met poppen, Barbies aan- en uitkleden;
- borduren, naaien, vingerhaken, punniken;
- insteekmozaïek, ministeck, strijkkralen, plaksteentjes leggen;
- ketting rijgen met kralen, stukgeknipte rietjes of geverfde macaroni elleboogjes;
- puzzelen;
- bouwdozen en bouwplaten;
- spelletjes zoals Mikado, Jenga, Ezeltje Strek Je, Muizenval, Dokter Bibber, Toren van Pisa, Pinguïn paniek;
- knikkeren, sjoelen, ringwerpspel, kegels omgooien, pijltjes werpen;
- zelf aan- en uitkleden, ook de knoopjes, de rits en de riem. Geef je kind de tijd om dit zelf te doen. Veters strikken;
- kraan open- en dichtdraaien. Zelf handen wassen en afdrogen;
- zelf tanden poetsen (tot 10 à 12 jaar wel napoetsen) en haren kammen;
- helpen in de keuken met tafeldekken, afwassen, boontjes breken, sausje roeren, flessen open- en dichtdraaien, drinken zelf inschenken, zelf brood smeren en snijden;
- koekjes of brood bakken (zelf het deeg maken), plakje cake versieren;
- planten water geven;
- spelletjes op een laptop of tablet met een muis. Daarbij werken ogen en handen samen. Let er wel op dat je kind niet te lang achter een beeldscherm zit. Lees de tips voor beeldschermgebruik.
Begin met activiteiten die je kind al een beetje kan. Kies activiteiten die je kind leuk vindt en doe ze samen. Dat is gezellig en je kind kan dan zien hoe iets moet.
Als je kind eraan toe is, kies je wat moeilijkere activiteiten. Laat je kind bijvoorbeeld eerst spelen met grotere insteekmozaïeken en daarna pas met ministeck of strijkkralen.
Geef veel complimenten. Reageer niet boos of geïrriteerd als iets nog niet zo goed lukt. Herhaal vaak. Zo kan je kind het spel of de activiteit steeds beter.